Waar de mythologische man met draken vocht, de oerman een mammoet overmeesterde en er in de Middeleeuwen altijd nog wel een losgebroken zwijn viel te verslaan, heeft de moderne comfortabel gehuisveste man een vijand van bescheidener formaat: de slak.
Voor de stadsman een arbitrair probleem dat beperkt blijft tot slalommen in het park tussen de onverstoorbaar traag overstekende naaktslakken. Tuinbezitters echter, die in het kader van hun midlifecrisis, herbronningsbewustzijn of vrijetijdsoverschot serieus zaak maken van tuinieren, hebben het zwaarder.
De huisjesslak, immer hongerig en niet gevoelig voor sentimenten als plantenliefde en hogere zingeving, stort zich met alle familieleden en toevallig passerende kennissen op de hosta. Verbijsterend snel heeft zo’n clan tuinmans trots gereduceerd tot sneue gatenplant. Daarna komen de minder smakelijke hapjes aan de beurt.
Schelpengrit, wist onze moderne held. Strooi het in je tuin en ze blijven steken met hun gladde voetzool. Mooi niet: slak produceert simpelweg meer slijm, verhoogt zijn glijvermogen evenredig met te overwinnen stroefheid, en marcheert vastbesloten door, richting dahliabed.
Wat nu? Herriemaken in de tuin. Wapperende zilverfolie. Plantenspuit met ijskoud water. Plantenspuit met gloeiendheet water.
Ach, kijk hem eens zijn best doen, zag je de slakken al kauwend denken.
Zou gif dan toch de enige mogelijkheid zijn? Dat kun je eigenlijk niet maken, als bewust onbespoten levend wereldburger die braaf theezakjes composteert en plastic tasjes in winkels weigert.
Ook nu gold echter de stelregel: hoge nood, redding nabij.
Bier! Raadde iemand hem aan. Een stadsbewoner van tweehoog nota bene, maar wel een bierkenner. Slakken zijn verzot op bier! Graaf een bakje in naast de planten, schenk een goede trappist, en ze duikelen stuk voor stuk het schuim in, ten onder aan hun eigen drankzucht.
Vooruit maar weer, niet geschoten altijd mis. Het was erop of eronder voor de hosta, en ook zijn eigen veerkracht was tanende.
Onlangs sprak ik hem weer, hij klonk weer als zijn oude opgewekte zelf.
Terloops informeerde ik naar zijn tuin, en nu werd hij echt enthousiast. Geen slak meer te vinden! Alles prachtig in groei en bloei! Een pak van zijn hart, een doorn uit zijn oog!
Hij nodigde me uit weer eens te komen eten, bij mooi weer in de tuin.
Die vrijdagavond aten we weldoorvoede slakken, malsgestoofd in blonde Tripel Karmeliet. De uitbundig bloeiende hosta verspreidde een zomerse geur, en in de lege flesjes flakkerden de tuinfakkels zacht in het zoele zomerwindje. Het werd nog een heel romantisch avondje...